Karuna Kinderpraktijk
Begeleiding en diagnostiek voor hoogbegaafde & hoogsensitieve kinderen

Visie op 
hoogbegaafdheid


Volgens het veelgebruikte 'triadisch interdependentie' model van Mönks en Renzulli (1995) zijn de drie kenmerken van hoogbegaafdheid: 
- een zeer hoge intelligentie (IQ > 130) 
- opvallend sterke creatieve vermogens 
- een sterke gedrevenheid om te leren en te presteren

Deze aanleg kan zich alleen vertalen in uitzonderlijke prestaties wanneer de invloeden van de drie omgevingen van een kind - school, thuis en leeftijdsgenoten - gunstig zijn.

Intelligentie wordt gemeten met een intelligentietest. De scores van een kind worden vergeleken met een grote groep kinderen van dezelfde leeftijd. Hier komt een IQ-score uit. De meeste kinderen scoren in de range van het gemiddelde (IQ 90-110). Hoe extremer de score, hoe minder kinderen zo'n score halen. De grens voor hoogbegaafde intelligentie ligt bij een IQ van 130. Ongeveer 2-3% van de kinderen behalen zo'n score of hoger.

Een intelligentietest doet vooral een beroep op de verbale en de logisch-mathematische denkvermogens. Dit zijn ook de capaciteiten waar in het onderwijs de meeste nadruk op ligt.

Wanneer je het begrip intelligentie ruimer opvat, zoals de Amerikaanse psycholoog Gardner doet in zijn theorie van meervoudige intelligentie (1983), zijn er naast de genoemde verbale en logisch-mathematische capaciteiten nog zes andere gebieden van intelligentie:
  • visueel-ruimtelijk / beeldslim (bijv. tekenen, ontwerpen)
  • lichamelijk-kinesthetisch / beweegslim (bijv. sport, dansen)
  • muzikaal / muziekslim (talent in muziek)
  • interpersoonlijk / mensenslim (sterke contactuele vermogens, mensen begrijpen)
  • intrapersoonlijk / zelfslim (goed in reflectie, zelf-analyse en bewustwording)
  • naturalistisch / natuurslim (bijv. dieren- en plantensoorten onderscheiden)
Zo bekeken, kun je een bijzonder gedreven en creatief kind met een groot talent in bijvoorbeeld voetballen, vioolspelen of intermenselijke verhoudingen ook hoogbegaafd noemen. Het spreekt mij aan om verder te kijken dan alleen naar de 'traditioneel' in het onderwijs en de maatschappij gewaardeerde capaciteiten.
Een benadering van hoogbegaafdheid die ook een ruimere kijk biedt, is het werk van de Poolse psychiater Dabrowsky (1902-1980). Hij stelt in zijn "theory of positive desintegtration" dat begaafde mensen een extra sterke gevoeligheid kunnen hebben op één of meer van de volgende gebieden. Dit noemt hij 'overexcitablilities': 
- fysieke gevoeligheid 
- zintuiglijke gevoeligheid 
- intellectuele gevoeligheid 
- verbeeldingskracht 
- emotionele gevoeligheid 

Volgens Dabrowsky doorlopen hoogbegaafden sneller en op jongere leeftijd vijf ontwikkelings-fasen, die lopen van egocentrisme (en je conformeren) naar altruïsme (en je eigen waarden volgen). Elke overgang naar een volgend stadium gaat gepaard met het uit elkaar vallen van de bestaande emotionele en cognitieve structuren (vandaar de term 'positive desintegration'). Wat me aanspreekt in deze visie is dat de crises en innerlijke worstelingen die veel hoogbegaafden - vaak al op jonge leeftijd - kennen, op een positieve manier geïnterpreteerd worden als deel van menselijke groei.


Recent (2006) heeft Carol Dweck, een Amerikaanse psychologe, met haar theorie over 'mindset' een belangrijke notie toegevoegd. Zij onderscheidt een 'fixed mindset' en een 'growth mindset'. 

Bij een fixed mindset geloof je dat je basis-kwaliteiten zoals intelligentie en talenten vastsstaande eigenschappen zijn. Je richt je op het bevestigen van deze eigenschappen. 


Bij een 'growth mindset' geloof je dat je basis-kwaliteiten ontwikkeld kunnen worden door toewijding en hard werken. Je ontwikkelt hiermee een voorliefde voor leren en een veerkracht. Welke mindset een kind ontwikkelt hangt sterk af van je benadering als ouder of leerkracht. Hoe je een kind prijst, blijkt hierin heel bepalend. Zeg je "wat knap, jij bent ook zo slim!" of zeg je "wat goed, je hebt heel hard gewerkt en je best gedaan!"


Voor hoogbegaafde kinderen ligt de valkuil van een fixed mindset sterk op de loer. Als een kind steeds hoort "je bent zo intelligent" of "je hebt zo'n talent in tekenen", bijvoorbeeld, dan kan het zich vooral gaan richten op het in stand houden van dit beeld. Wanneer een taak dan niet vanzelf lukt, kan het kind het uit de weg gaan, om maar niet het risico te lopen te falen. Want dan klopt het beeld van "ik ben zo slim" of "ik ben zo'n goeie kunstenaar" niet meer. We kunnen hoogbegaafde (en alle) kinderen enorm helpen door een growth mindset te bevorderen.


Lees hier verder over de hoogbegaafde leerling op school.

Share by: